Thema

Protestant of katholiek, Staats of Koningsgezind?

Wisselende loyaliteiten in een chaotische strijd.

Het bekende beeld is dat tijdens de Tachtigjarige Oorlog Staatse protestanten tegenover katholieke Spaansgezingen stonden, maar sommige steden, bestuurders en edelen wisselden regelmatig van kant. Bovendien waren er een aantal steden en personen die, voordat ze hun ‘keuze’ maakten, een tijd een positie innamen tussen de strijdende partijen. Of die zelfs vasthielden aan een oude werkelijkheid, zoals de katholieke kwartierschout Marcus van Gerwen (1565-1645). Hij bleef zijn taak als Meijerijse kwartierschout van Peelland vervullen na de val van ‘s-Hertogenbosch en de Meijerij in 1629, ondanks de aanwezigheid van een nieuwe, Staatse en protestante, kwartierschout. Wat bezielde mensen en steden in deze chaotische periode toch nog voor de andere kant te kiezen?

 

De militaire situatie

Vaak was de loyaliteitskeuze van steden afhankelijk van de militaire situatie. Toen Willem van Oranje (1533-1584) het zuiden van de Nederlanden binnenviel in 1568, had hij gehoopt dat de rijke Brabantse en Vlaamse steden hun poorten zouden openen voor hem. Op deze manier zou hij snel zijn eigen invloed uitbreiden, ten koste van inkomsten voor de Spaanse kroon. Helaas voor hem dachten de steden daar anders over.

De militaire prestaties van de opstandelingen waren aanvankelijk namelijk verre van overtuigend. Eerder in 1568 was een eerste opstandig leger onder Jan van Montigny (onbekend-1568) in de buurt van het huidige Mönchengladbach verslagen door Sancho d’Avila (1523-1583). En hoewel de opstandelingen onder leiding van Willems broer Lodewijk (1538-1574) een maand later wonnen bij Heiligerlee, kostte de slag het leven aan zijn andere broer, Adolf (1540-1568). Bovendien werd dit leger kort erna alsnog verslagen door troepen van de Hertog van Alva (1507-1582). De zwakke militaire positie van de prins, gekoppeld aan de militaire sterkte van Alva, zorgde ervoor dat de steden hun poorten gesloten hielden tijdens de eerste inval van Willem van Oranje.

invasie Wvo 1568, 2013, Nederlandse Leeuw, Wikimedia COmmons

De eerste invasie van Willem van Oranje in 1568. Bij een van de legers staat foutief 'Willem van den Bergh', dit leger werd echter aangevoerd door Jan van Montigny. (Bron: Nederlandse Leeuw, 2013, Wikimedia Commons)

Gespannen steden

Aan het begin van de opstand wisselden verschillende steden van kant vanwege overkokende spanningen binnen hun stadsmuren. In de jaren 1570 was Eindhoven bijvoorbeeld een haard van reformatie in de Kempen. In 1577 hielpen Eindhovense gereformeerden plaatselijke opstandige troepen met het innemen van het kasteel van de stad, waarna in de stad een beeldenstorm uitbrak. In 1578 herstelden Spaansgezinde troepen weer het koninklijk gezag.

Aftocht met vliegend vaandel na het beleg van Eindhoven (bron: Frans Hogenberg)

Eindhoven was in het begin van de Tachtigjarige Oorlog een klein vestingstadje. Na een aantal belegeringen en innames zou van de muren weinig overblijven. (Bron: Frans Hogenberg, Eindhoven belegerd en veroverd, ca. 1585, Wikimedia Commons)

Het bekendste Brabantse voorbeeld van overkokende spanningen tussen stedelingen is het Bossche Schermersoproer van 1579. In de stad brak een kleine burgeroorlog uit toen stadsbestuurders publiekelijk verkondigden dat de stad zich aansloot bij de Unie van Utrecht. Hoewel de voorstanders van aansluiting bij de Unie de overhand leken te hebben, zou de balans in de nasleep van het Schermersoproer toch omslaan in het voordeel van de koningsgezinden. Ongetwijfeld ook vanwege de angst voor de Spaanse legers, die net Maastricht in hadden genomen en van wie gevreesd werd dat ze onderweg naar ‘s-Hertogenbosch waren.

Uiteindelijk verzoende de stad zich aan het eind van het jaar met de koning van Spanje. Ook daarna hield de stad lang een tussenpositie: men was trouw aan de koning, maar stond tot 1603 geen Spaanse garnizoenen toe binnen de muren. Dit voorbeeld laat zien dat zelfs stedelijke loyaliteiten door plotse min of meer toevallige omstandigheden volledig konden omslaan. 

Onstuimige garnizoenen

De aarzeling van ‘s-Hertogenbosch om garnizoenen op te nemen is begrijpelijk. Niet alleen moesten deze onderhouden worden door de stad zelf, buitenlandse soldaten zorgden vaak voor overlast en hadden een grote mate van macht over de politieke positie van de stad of het gebied waarin ze gelegerd waren.

Een voorbeeld hiervan is Eindhoven in 1578. Vanwege een gebrek aan soldij misdroeg het Waalse koningsgezinde garnizoen van de stad zich. De bewoners van Eindhoven, met 1577 nog in hun geheugen, waagden zich aan een nieuwe poging tot het verjagen van de koningsgezinde troepen, zonder enig succes.

Fort Crevecoeur

Fort Crèvecoeur, ca. 1649. (Bron: Atlas van Loon / Wikimedia Commons)

Alle rechten voorbehouden

Zo’n onderbetaald garnizoen was ook gevoelig voor omkoping door de vijand. De forten Crèvecoeur en Sint-Andries, ten noorden van ‘s-Hertogenbosch, waren in 1600 in handen van zulke onderbetaalde, Spaanse, garnizoenen. Maurits van Nassau (1567-1625) zag een kans om de forten op een eenvoudige manier in handen te krijgen en kocht de garnizoenen om.

 

Opgebouwde loyaliteit

In hetzelfde jaar werd duidelijk dat gebieden die inmiddels al tientallen jaren Koningsgezind waren, niet zo makkelijk van kant zouden wisselen, ongeacht de militaire situatie. Op eisen van de Hollandse raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) om zich aan te sluiten bij de opstand antwoordden veel koningsgezinde Brabantse en Vlaamse steden met stilzwijgen, ondanks het nabije Staatse leger dat op dat moment naar Nieuwpoort trok. De opstand begon zo langzaam meer het karakter te krijgen van een reguliere oorlog tussen twee naties.

Persoonlijke loyaliteiten

Loyaliteiten konden ook op persoonlijk vlak wisselen. De exacte redenen zijn dan vaak niet eenvoudig te achterhalen. Een goed voorbeeld is graaf Willem IV van den Bergh (1537-1586), heer van Boxtel en het land van Bergh in Gelderland. Hij was getrouwd met Maria van Nassau (1539-1599), de oudste zus van Willem van Oranje.

Hij sympathiseerde met de edelen die in 1566 het Smeekschrift der Edelen aanboden aan Margaretha van Parma. Hoewel hij zijn naam niet onder het smeekschrift had gezet, vluchtte hij in 1567 voor Alva naar Duitsland. Zijn bezittingen werden hierop door de Raad van Beroerten geconfisqueerd. Alva slechtte in 1572 ook het kasteel van Boxmeer, de zetel van Van den Bergh’s heerlijkheid.

In 1582 werd Van den Bergh benoemd tot Staatse stadhouder van Gelderland. Voor de benoeming was hij in eerste instantie gepasseerd ten faveure van zijn zwager Jan van Nassau, wat Van den Bergh als schoffering ervaarde.

In november 1583 kwamen brieven tussen Farnese en Van den Bergh uit en werd de laatste gearresteerd. Hij werd kort erna vrijgelaten op voorwaarde dat hij neutraal zou blijven in het verdere conflict, maar eenmaal op vrije voeten koos hij meteen de Koningsgezinde kant. Een aantal van zijn zoons sneuvelden uiteindelijk in Spaanse dienst. Willems zevende zoon, Hendrik van den Bergh (1573-1638), ging in 1632, na zijn hele leven in Spaanse dienst gevochten te hebben, toch nog over naar de Staatsen. Het gevoel niet naar stand behandeld te worden door je medestanders kon dus reden genoeg zijn om nog over te stappen, dit gold voor zowel Willem IV als Hendrik van den Bergh.

Dat adellijke families niet altijd gezamenlijk een kant kozen, toont het verhaal van Gerard van Horne (1560-1612), de baron van Boxtel en heer van Liempde. Zijn vader, Jan van Horne (1531-1606), was een van de ondertekenaars van het smeekschrift dat in 1566 aan landvoogdes Margaretha van Parma aangeboden werd. In 1578 werden de bezittingen van Jan geconfisqueerd door Filips II, die ze in 1580 beleende aan Gerard. De zoon was namelijk wél trouw gebleven aan de Spaanse koning en verbleef veel in Brussel. De exacte reden voor zijn trouw is onduidelijk, maar het lijkt er sterk op dat Gerard zijn vaders heerlijkheden voor zichzelf wilde veiligstellen.

Complexe motieven

Al met al waren er dus legio redenen voor steden, bestuurders en edelen om over te stappen naar de andere kant. In het geval van de steden was de keuze vaak gekoppeld aan de militaire situatie in de omgeving, maar ook aan de angsten en grillen van de bewoners en bestuurders. Met name in de eerste jaren van de opstand waren steden en gebieden wispelturig in hun keuzes.

Het achterhalen van de motieven van edelen om van kant te wisselen is enorm complex. De een koos uiteindelijk toch de kant van zijn of haar religie, de ander werd niet naar zijn zin behandeld door zijn medestanders, zag zijn heerlijkheid bedreigd of zag de kans schoon zich de titel van zijn vader of oudere broer eigen te maken. Het draagt allemaal bij aan het beeld van de Tachtigjarige Oorlog als meer dan een conflict tussen twee landen.

Het was, vooral in de eerste fase, een burgeroorlog. Mensen en steden kozen hun kant vanwege het geloof, uit pragmatische overwegingen, of omdat hun loyaliteit gekocht werd. Hier was zeker nog geen sprake van een heroïsche strijd van een land tegen de Spaanse bezetters, maar het waren lokale en persoonlijke keuzes die uiteindelijk een belangrijk deel van de oorlog bepaalden.

 

Bronnen

Van Gurp, G., Reformatie in Brabant: protestanten en katholieken in de Meijerij van 's-Hertogenbosch, 1523-52, Hilversum, 2013.

Adriaensen, L., Staatsvormend geweld: overleven aan de frontlinies in de meijerij van Den Bosch, 1572-1629, Tilburg, 2007.

Van der Lem, A., De opstand in de Nederlanden 1568-1648: de tachtigjarige oorlog in woord en beeld, Nijmegen, 2014.

Van der Lem, A., “Willem IV van den Bergh”, zie: https://dutchrevolt.leiden.edu/dutch/personen/B/Pages/bergh%20willem%20iv.aspx (stand op 11-7-2018).

Faber, R., “Willem IV van den Bergh: 1537-1586, rebel en stadhouder”, in: J. Kuys e.a., Biografisch woordenboek Gelderland: bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis, Deel 4, Hilversum, 2004, 32-35.

Van den Brand, R., 750 jaar kasteel Boxmeer: eens brandpunt tussen Brabant en Gelre, Venlo, 1991.

Van der Aa, A., Biographisch woordenboek der Nederlanden: bevattende levensbeschrijvingen van zoodanige personen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland hebben vermaard gemaakt, Haarlem, 1877.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.